NL.png saneren

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • saneren

O.t.t. (Present)

  • saneerde
  • saneerde
  • saneerde
  • saneerde
  • saneerden
  • saneerden
  • saneerden
 

O.v.t. (Past)

  • zal saneren
  • zult saneren
  • zal saneren
  • zult saneren
  • zult saneren
  • zullen saneren
  • zullen saneren

O.t.t.t. (Future)

  • had gesaneerd
  • had gesaneerd
  • had gesaneerd
  • had gesaneerd
  • hadden gesaneerd
  • hadden gesaneerd
  • hadden gesaneerd
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gesaneerd
  • hebt gesaneerd
  • heeft gesaneerd
  • hebt gesaneerd
  • hebben gesaneerd
  • hebben gesaneerd
  • hebben gesaneerd

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gesaneerd hebben
  • zult gesaneerd hebben
  • zal gesaneerd hebben
  • zult gesaneerd hebben
  • zult gesaneerd hebben
  • zullen gesaneerd hebben
  • zullen gesaneerd hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gesaneerd hebben
  • zou gesaneerd hebben
  • zou gesaneerd hebben
  • zou gesaneerd hebben
  • zouden gesaneerd hebben
  • zouden gesaneerd hebben
  • zouden gesaneerd hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gesaneerd
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gesaneerd
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gesaneerd worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gesaneerd worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gesaneerd
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gesaneerd
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gesaneerd zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gesaneerd zijn
  •