NL.png knippen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • knippen

O.t.t. (Present)

  • knipte
  • knipte
  • knipte
  • knipte
  • knipten
  • knipten
  • knipten
 

O.v.t. (Past)

  • zal knippen
  • zult knippen
  • zal knippen
  • zult knippen
  • zult knippen
  • zullen knippen
  • zullen knippen

O.t.t.t. (Future)

  • had geknipt
  • had geknipt
  • had geknipt
  • had geknipt
  • hadden geknipt
  • hadden geknipt
  • hadden geknipt
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb geknipt
  • hebt geknipt
  • heeft geknipt
  • hebt geknipt
  • hebben geknipt
  • hebben geknipt
  • hebben geknipt

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal geknipt hebben
  • zult geknipt hebben
  • zal geknipt hebben
  • zult geknipt hebben
  • zult geknipt hebben
  • zullen geknipt hebben
  • zullen geknipt hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou geknipt hebben
  • zou geknipt hebben
  • zou geknipt hebben
  • zou geknipt hebben
  • zouden geknipt hebben
  • zouden geknipt hebben
  • zouden geknipt hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden geknipt
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden geknipt
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen geknipt worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden geknipt worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn geknipt
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was geknipt
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen geknipt zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden geknipt zijn
  •