NL.png spoelen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • spoelen

O.t.t. (Present)

  • spoelde
  • spoelde
  • spoelde
  • spoelde
  • spoelden
  • spoelden
  • spoelden
 

O.v.t. (Past)

  • zal spoelen
  • zult spoelen
  • zal spoelen
  • zult spoelen
  • zult spoelen
  • zullen spoelen
  • zullen spoelen

O.t.t.t. (Future)

  • had gespoeld
  • had gespoeld
  • had gespoeld
  • had gespoeld
  • hadden gespoeld
  • hadden gespoeld
  • hadden gespoeld
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gespoeld
  • hebt gespoeld
  • heeft gespoeld
  • hebt gespoeld
  • hebben gespoeld
  • hebben gespoeld
  • hebben gespoeld

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gespoeld hebben
  • zult gespoeld hebben
  • zal gespoeld hebben
  • zult gespoeld hebben
  • zult gespoeld hebben
  • zullen gespoeld hebben
  • zullen gespoeld hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gespoeld hebben
  • zou gespoeld hebben
  • zou gespoeld hebben
  • zou gespoeld hebben
  • zouden gespoeld hebben
  • zouden gespoeld hebben
  • zouden gespoeld hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gespoeld
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gespoeld
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gespoeld worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gespoeld worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gespoeld
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gespoeld
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gespoeld zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gespoeld zijn
  •