NL.png verdienen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • verdienen

O.t.t. (Present)

  • verdiende
  • verdiende
  • verdiende
  • verdiende
  • verdienden
  • verdienden
  • verdienden
 

O.v.t. (Past)

  • zal verdienen
  • zult verdienen
  • zal verdienen
  • zult verdienen
  • zult verdienen
  • zullen verdienen
  • zullen verdienen

O.t.t.t. (Future)

  • had verdiend
  • had verdiend
  • had verdiend
  • had verdiend
  • hadden verdiend
  • hadden verdiend
  • hadden verdiend
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb verdiend
  • hebt verdiend
  • heeft verdiend
  • hebt verdiend
  • hebben verdiend
  • hebben verdiend
  • hebben verdiend

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal verdiend hebben
  • zult verdiend hebben
  • zal verdiend hebben
  • zult verdiend hebben
  • zult verdiend hebben
  • zullen verdiend hebben
  • zullen verdiend hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou verdiend hebben
  • zou verdiend hebben
  • zou verdiend hebben
  • zou verdiend hebben
  • zouden verdiend hebben
  • zouden verdiend hebben
  • zouden verdiend hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • *
  •  

O.v.t. (Past)

  • *
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • *
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • *
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • *
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • *
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • *
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • *
  •