INDICATIVE ACTIVE
O.t.t. (Present)
- stond op
- stond op
- stond op
- stond op
- stonden op
- stonden op
- stonden op
O.v.t. (Past)
- zal opstaan
- zult opstaan
- zal opstaan
- zult opstaan
- zult opstaan
- zullen opstaan
- zullen opstaan
O.t.t.t. (Future)
- was opgestaan
- was opgestaan
- was opgestaan
- was opgestaan
- waren opgestaan
- waren opgestaan
- waren opgestaan
O.v.t.t. (Condicional)
- ben opgestaan
- bent opgestaan
- is opgestaan
- bent opgestaan
- zijn opgestaan
- zijn opgestaan
- zijn opgestaan
V.t.t.t. (Future Perfect)
- zal opgestaan zijn
- zult opgestaan zijn
- zal opgestaan zijn
- zult opgestaan zijn
- zult opgestaan zijn
- zullen opgestaan zijn
- zullen opgestaan zijn
v.v.t.t. (Conditional Perfect)
- zou opgestaan zijn
- zou opgestaan zijn
- zou opgestaan zijn
- zou opgestaan zijn
- zouden opgestaan zijn
- zouden opgestaan zijn
- zouden opgestaan zijn
LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)
V.t.t.t. (Future Perfect)
v.v.t.t. (Conditional Perfect)