NL.png huilen

INDICATIVE ACTIVE

Infinitive

  • huilen

O.t.t. (Present)

  • huilde
  • huilde
  • huilde
  • huilde
  • huilden
  • huilden
  • huilden
 

O.v.t. (Past)

  • zal huilen
  • zult huilen
  • zal huilen
  • zult huilen
  • zult huilen
  • zullen huilen
  • zullen huilen

O.t.t.t. (Future)

  • had gehuild
  • had gehuild
  • had gehuild
  • had gehuild
  • hadden gehuild
  • hadden gehuild
  • hadden gehuild
 

O.v.t.t. (Condicional)

  • heb gehuild
  • hebt gehuild
  • heeft gehuild
  • hebt gehuild
  • hebben gehuild
  • hebben gehuild
  • hebben gehuild

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zal gehuild hebben
  • zult gehuild hebben
  • zal gehuild hebben
  • zult gehuild hebben
  • zult gehuild hebben
  • zullen gehuild hebben
  • zullen gehuild hebben
 

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zou gehuild hebben
  • zou gehuild hebben
  • zou gehuild hebben
  • zou gehuild hebben
  • zouden gehuild hebben
  • zouden gehuild hebben
  • zouden gehuild hebben

LIJDENDE VORM (SYNOPSIS)

O.t.t. (Present)

  • worden gehuild
  •  

O.v.t. (Past)

  • worden gehuild
  •  
 

O.t.t.t. (Future)

  • zullen gehuild worden
  •  

O.v.t.t. (Condicional)

  • zouden gehuild worden
  •  
 

V.t.t. (Present Perfect)

  • zijn gehuild
  •  

V.v.t. (Past Perfect)

  • was gehuild
  •  
 

V.t.t.t. (Future Perfect)

  • zullen gehuild zijn
  •  

v.v.t.t. (Conditional Perfect)

  • zouden gehuild zijn
  •